Roer het roggemeel of het boekweitmeel door de havervlokken samen met de el. kefir, yoghurt of azijn of de starter.

Roer er net zoveel lauw water door tot alles vochtig is, maar niet nat. Let hierbij er goed op dat ook echt alles vochtig is!

Laat dit op een warme plek afgedekt zo'n 24-48 uur fermenteren.

Schil de appelen, verwijder het klokhuis met een appelboor en snijd ze in plakken van 3 à 4mm dik.

Besprenkel de appel met citroensap en bestrooi met wat kaneel.

Verwarm twee koekenpannen op een laag vuur en roer ondertussen de eieren met een snuf zout goed door de geweekte havervlokken. Het moet ongeveer de consistentie krijgen van dikke havermoutpap.

Zet het vuur onder de pannen wat hoger en smelt er wat vet in. Bak in de ene pan de appelschijven aan beide kanten tot ze net aan gaar zijn.

In de andere pan maak je met een lepel 3 of 4 bergjes van het beslag en druk ze met een spatel een beetje plat tot ze ruim een halve centimeter dik zijn. Keer ze om wanneer ze mooi bruin gekleurd zijn en de bovenkant gestold is.

Als ook de andere kant bruin gebakken is, schep je de pannenkoekjes op een bord, leg er een gebakken appelschijf op en serveer met het zoetmiddel naar keuze.

Eet smakelijk!